P. van Bragt Zoekbeeld: Een brede slak (iets slanker dan de Grote vlokslak) met veel papillen, die in dwarsrijen gerangschikt zijn. De papillen zijn rond in doorsnee. De voetpunten zijn spits uitgetrokken.

Afmetingen: Lengte tot 45 mm.

Kleur: Vooral op de kop, rhinophoriën, rug en voorste papillen een oranje waas. Het lichaam is verder kleurloos, met verspreid witte spikkeltjes. De papillen hebben meestal een grijzige inhoud. Volwassen dieren zijn niet donker gepigmenteerd, zoals bij de Grote vlokslak.

Voedsel: De kleine vlokslak leeft van zee-anemonen.

Habitat: De kleine vlokslak leeft op of nabij hard substraat, maar prefereert gebieden zonder of met geringe getijdestroming.

Verspreiding: Sinds de jaren '80 algemeen in de Grevelingen en Oosterschelde. Zeer zeldzaam in de Waddenzee.

Eieren: Het eisnoer is een gladde, niet gekronkelde spiraal met insnoeringen. Het wordt doorgaans op een vlakke ondergrond afgezet

Opmerkingen: - De dieren worden geslachtsrijp vanaf een lengte van ± 20 mm - Volwassen dieren met eieren zijn meestal in juli-augustus te vinden, soms van mei-oktober. - Jonge dieren in najaar en winter zijn duidelijk veel kleiner dan grote vlokslakken in dezelfde tijd van het jaar. - Te onderscheiden van jonge exemplaren van de Grote vlakslak door de oranje-achtige waas op kop en rhinophoriën, en het ontbreken van bruin pigment.

(bron: www.anemoon.org)